2015-06-18 Lucien Buysse – Tom Dumoulin
1923: Lucien Buysse: bij elke ravitaillering dezelfde stock…
2015: Tom Dumoulin: de norm van 100 gram scherp in de gaten houden…
Voor de 4e etappe in de Tour de France van Brest naar Les Sables-d’Olonne kroop Lucien Buysse in zijn twee truien, bond een dikke sjaal rond zijn nek, schikte zijn wollen kniekappen een beetje beter en sloeg proviand in.
Dit betekende dat de “kleine” in zijn truizakken plaats moest vinden voor:
• een kwart kilo suikerklontjes
• vier verse eieren
• drie schaapskoteletten van elk een handpalm groot
• twee volwassen kippenbillen
• drie Franse sandwiches met confituur of met hesp
• enkele appels
Dat was genoeg om, in de 412 km lange etappe, de eerste van de twee voorziene bevoorradingscontroles te bereiken.
Tegen die tijd waren alle zakjes netjes “leeg gekuist” en sloeg Lucien ongeveer dezelfde stock in, maakte alles weer netjes soldaat tegen dat de laatste keer voor de innerlijke mens mocht “getankt” worden en tegen de dagtaak ten einde liep.
Dat moet dan ook wel even gezegd: hij kon fietsen dat de concurrentie er vrouwen en kinderen bij vergat, maar Lucien Buysse, die kon eten als een delver. De maag der magen had die kerel.
Het idee dat wielrenners best presteren op pasta en een stuk droge kip is ouderwets.
Dank zij de steeds grotere kennis over voeding eten ze juist zeer gevarieerd. Niet te veel maar ook niet te weinig; dan krijg je slappe benen, je verbrandt alleen vet. Echt belangstelling kreeg Tom Dumoulin toen hij als beroepsrenner met een voedingsdeskundige in contact kwam. Hij leerde me dat de basisvoeding in orde moet zijn wanneer je vijf uur per dag fietst. Dat betekend voor mij zes momenten per dag met 25 gram eiwitten.
Voor het ontbijt neem ik vier tot zes sneetjes bruinbrood belegd met kaas, ham pindakaas of chocopasta. Daarnaast een half bakje magere kwark met hagelslag, een eitje en een glas water. Dat levert voldoende eiwitten, vetten en koolhydraten op als brandstof voor de training.
Voor onderweg hen ik twee bidons met isotone sportdrank, 2 bidons water, dieetrepen met proteïne en koolhydraten en een reepje peperkoek.
Na de training een glas chocomel en als lunch opnieuw zes sneetjes bruinbrood en weer een eiwitmoment met kwark en een eitje. Verder altijd drie stuks fruit per dag.
Als avondeten neem ik aardappelen, rijst of pasta, groenten, vis kip, vlees. Maar geen varkensvlees, dat is te vet. En een glas wijn en water er bij.
Mijn ideale gewicht in het koersseizoen is 70 kg. Ben ik wat zwaarder, dan eet ik wat minder koolhydraten om gewicht te verliezen. In de koers kun je maximaal 100 gram koolhydraten opnemen. Die haal ik uit repen, sportdrank, energie-gels, een rijstkoekje. Ik reken de hoeveelheden uit en zorg dat ik om de 20 minuten iets neem.
Vooral in een heuvelachtige koers en in een tijdrit, houd ik de norm van 100 gram scherp in de gaten. Eten doe ik drie uur van te voren, Een paar boterhammen, bakje muesli.
Een tijdrit rij je puur op koolhydraten. Daar komt geen vetverbranding bij kijken. Na 20 minuten neem ik een zogeheten langzame energiegel en na 40 minuten een gel die snel in de spieren wordt opgenomen. Met de ploegdiëtist ga ik nog bekijken of we voor de proloog in Utrecht nog iets speciaals met de voeding gaan doen, maar niks geks hoor, ik rij voor wat ik waard ben, helemaal in het rood, op zoek naar geel….
Lees het gehele artikel: heritage.azm.nl
Gouden Lucien Buysse, het epos van de “kleene” flandrien, door Jan Cornand