2024-03-06 Piet Gommans – 50 jaar wielersport
- HET BLOED KRUIPT WAAR HET NIET GAAN KAN
Op 6 maart 1914 te Heer op de wereld gekomen, opgegroeid in Blerick heeft Piet Gommans het wel en wee van onze sport bijna een halve eeuw van zeer nabij meegemaakt. Als jongen van tien, twaalf jaar sjouwde hij met koffers en racemateriaal van renners die aan de slag gingen op de baan in Blerick, enkele meters van het huis waar de familie Gommans woonde. Naderhand reed hij zelf in meer dan vijftien seizoenen vele tienduizenden wedstrijdkilometers. Piet Gommans werd clubkampioen bij de nieuwelingen en behaalde als amateur een opzienbarend succes door als eerste te eindigen tijdens het algemene kampioenschap van Nederland. Profcoureur Pellenaars werd destijds tweede. Toulouse-Parijs ’n monster-etappe course werd het daaropvolgende jaar zijn grote prestatie. Hij eindigde als 14e en niemand minder dan de bekende Belgische sportjournalist Karel van Wijnendaele gaf Gommans „een open doekje” om zijn fraaie stijl en zijn course-inzicht. Er zijn daarna nog heel wat goede prestaties gevolgd maar in 1948 kwam aan zijn actieve carrière een einde toen hij tijdens een wedstrijd een schedelbreuk opliep. Het was haast vanzelfsprekend dat Piet Gommans zich ook na zijn herstel weer met de wielersport ging bemoeien. Tenslotte was hij lange tijd de plichtsgetrouwe en vakbekwame mecanicien van ploegen die deelnamen aan o.a de Tour de France, Ronde van Nederland, wereldkampioenschappen, Ronde van Zwitserland, Olympische Spelen en vele zesdaagsen.
Piet Gommans koos het vak, dat zijn hart had en bleef de wielersport trouw.
Op zekere dag stond Piet Gommans voor de keuze, of in de handel van zijn schoonvader gaan of in het vak stappen dat zijn hart had. Piet Gommans koos het laatste en zo kon men hem vanaf 1950 in een rijwielzaak aan de Amstenraderweg te Hoensbroek vinden, waar hij voor zich en de zijnen een goed stuk brood verdient. Zijn halve familie van vaders kant zit in de metaalindustrie en waar Piet Gommans van huis uit niet alleen machinebankwerker is, maar bovendien in zijn beste jaren een coureur van erkende kwaliteit en klasse was lag het voor de hand, dat hij het laatste koos, waarvoor hij enige papieren en diploma’s in de wacht moest slepen, zonder welke hij een eigen zaak niet kon beginnen, al viel aan zijn vakmanschap niet te twijfelen. Het bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan en zo liep Piet Gommans met grote en kleine sleutels in zijn werkplaats rond, repareerde en verkocht fietsen en tussen zijn dagelijkse beslommeringen door trad hij op geregelde tijden als mecanicien van de Nederlandse Tour de France-ploeg op.
Piet glundert bij het ophalen van oude herinneringen, waarbij figuren uit een voorbije periode van de vaderlandse wielergeschiedenis verschijnen als Janus Hellemons, Buuron, Hopstaken, v.d. Heijden, Valtentijn e.a. „Mijn ouders hadden vlakbij de baan een café. Amper een halfjaar na mijn geboorte in Heer waren zij naar het noorden van de provincie verhuisd. In het café kwamen de renners vaak hun gewonnen prijzen ophalen. Ik raakte helemaal in de ban van de sport. Nu nog ruik ik de massage-olie op de benen van Richter en Moeskops, legendarische sprinters uit een lang vervlogen tijdperk. Mijn vader vond het maar niks, dat ikzelf ook wilde koersen. Het plan liet mij niet los en toen wij naderhand naar Reuver verhuisd waren begon ik te sparen om een racefiets te kunnen kopen. Ik was negentien toen mijn droom in vervulling ging, kocht voor 98 gulden een subliem race-karretje en precies een dag later had ik al een prijs te pakken. Zegge en schrijven ter waarde van ƒ 1,50. Het ging steeds crescendo. Ik werd clubkampioen van de nieuwelingen Drie jaar later werd ik op dezelfde fiets kampioen van Nederland. Het was 8 juni 1936, de verjaardag van mijn vader.”
De titel werd behaald in Hoogerheide. Het was een open kampioenschap. Profs, onafhankelijken en amateurs tegelijk aan de start. Ruim driehonderd man in totaal. ledere categorie, inclusief de naderhand opgeheven klasse van onafhankelijken, kreeg wél een aparte kampioen. Het was een traject van bijna veertien kilometer, dat een keer of vijftien afgelegd moest worden. De beroepsrenners stonden bij het vertrek vooraan. Daarachter kwamen de onafhankelijken en dan pas volgden wij, de amateurs. Ik duwde nog vóór het begin zo hard dat ik echter al tussen de profs zat toen wij van start gingen. Na een paar kilometer bereikten wij een smalle dijk nabij Ossendrecht. In die fuik ontstond een massale valpartij. Ik kon de tuimeling nog net ontwijken en beantwoordde de demarrage van Cesar Bogaert. Vlak hierna kwamen ook Schipper en Van Gageldonk bij ons. Gedurende het verdere verloop van de rit ben ik niet meer uit de voorste gelederen verdwenen. Wij kregen weliswaar gezelschap van diverse anderen, terwijl mannen als Bogaert en Schipper terugvielen, maar ik voelde mij sterk. Voor profs zoals Kees Pellenaars en John Braspenninx was ik niet bang. Ik hoefde trouwens ook niet op hun te letten. Mijn hele aandacht ging naar de amateurs die met mij vooraan reden. „De Pel probeerde mij voor zijn karretje te spannen. Wij maakten deel uit van een kopgroep, die uit een man of negen bestond. ‘Trek je de sprint voor mij aan?’, vroeg hij in de laatste ronde. ‘Ik zal je goed betalen. Bovendien word jij dan toch nog eerste van de amateurs. Ik gaf geen antwoord. Bekijk het maar, dacht ik. In de slotfase sprong beroepsrenner Braspennincx weg. Ik ging niettemin onmiddellijk mee en liet hem even later in de steek. Toen ik omkeek zag ik, dat ik dat de kans er was om stand te houden.” Het lukte. Aan de streep had hij twee lengten over. Naderhand hoorde ik dat achter ons nog een incident was geweest tussen Pellenaars en Van de Ruit. Het draaide zelfs op een kloppartij uit en Van de Ruit werd die dag nog achter slot en grendel gezet. Hoewel Pellenaars als profkampioen gehuldigd werd keek hij allesbehalve vriendelijk naar Gommans. „Naderhand hebben wij het goed met mekaar kunnen vinden. Dacht je anders, dat ik in de jaren vijftig een aantal keren met hem als mecanicien naar de Tour de France was getrokken? Onvergetelijk jaren.
Toen Piet in juni 1936 de algemeen kampioen van Nederland werd, was hij een onzer sterkste troeven voor de Olympiade in Berlijn. Hij zou de Olympische Spelen niet beleven, aangezien hij tijdens de selectiewedstrijden ziek werd. „Ik was in die dagen een beetje overtraind en bovendien voelde ik mij niet goed. Tot op vandaag weet ik niet wat mij overkomen is”, vertelt Piel Gommans verder, alsmaar namen en dat: uit zijn geheugen goochelend. Maar wel ging hij datzelfde jaar met Gerrit Schulte naar de wereldkampioenschappen op de weg. Deze titelstrijd werd in Zwitserland verreden. „Ons land had een volledige profploeg afgevaardigd, maar bij de amateurs waren wij met slechts twee man present. Het fortuin was hem hier niet gunstig. In de 14e ronde kreeg hij een lekke band, en dat bezorgde hem een achterstand van 7 minuten Deze tegenslag is typisch voor de pechvogel Piet Gommans geweest. Pechvogel ja dat is hij inderdaad geweest. Geen greintje fortuin heeft Piet Gommans in zijn carrière ontmoet. In 1939 marcheerde hij, zoals de Vlamingen het plegen te noemen, terribel en in 1940 toen Piet Gommans op het punt stond grote beloften ta te lossen ontketende nazi-Duitsland de tweede wereldoorlog in al zijn hevigheid, ieders en ook zijn illusies vernietigend. Tijdens de bezetting stond zijn fiets op zolder, maar niet lang, zodra de wind weer uit een gunstige hoek waaide nam het vaderlandse wielerleven zijn aanloop naar een normaal niveau of Piet Gommans hervatte zijn oude stiel. Hij reed overal waar hij maar kon en was ook in België een graag geziene coureur.
Maar in 1948 maakte een ernstige val te Blerick aan zijn carrière ’n einde. Hij, die al negen keer zijn sleutelbeen brak, liep toen een schedelbasisfractuur op, zweefde enige maanden op de rand van de dood, maar tegen het einde van het jaar herstelde zijn krachten en in januari 1949 keerde hij in de huiselijke kring terug. Hij achtte het toen maar het beste om er een punt achter te zetten. Hij ging in de groothandel van zijn schoonvader, en zou een gezapig burger zijn geworden, ware het niet, dat de liefde voor de wielersport diep in zijn hart nog brandde en toen hij uitgenodigd werd om als mecanicien van de nationale ploeg in de Ronde van Nederland op te traden, greep hij de kans met beide handen aan. Piet Gommans kwam weer in zijn element en een volgende uitnodiging om de Nederlandse ploeg in de Ronde van Frankrijk van 1949 als mecanicien te vergezellen bracht hem in de wolken. Piet pakte opgewekt zijn koffers er reisde naar Tour af maar hij kon niet weten dat hij niet verder dan Pau zou komen. De Nederlandse ploeg was toen al in elkaar gestort.
In 1950 sloofde Piet Gommans zich opnieuw uit voor de Nederlandse ploeg in de Ronde van Frankrijk, maar te Rouen, de Tour was net van start gegaan (4e etappe) of hij nam al de trein naar huis. De reden van dit vroegtijdig terugtrekken? Piet: „Toen ik in Luik, het punt van samenkomst arriveerde was de begroeting al zo koud, er werden geen handen gewisseld en er bleek een totaal gemis aan saamhorigheid te zijn. Wat nog erger was, bij het gezelschap was elk mentaal gevoel zoek”. De stemming bij de meesten kwam hierop neer, dat zij dat Franse varkentje wel eens even zouden wassen terwijl er in feite geen vertrouwen in elkaars capaciteiten was. Voor die van Sefke Janssen, die toch maar tweemaal de Tour de France uitreed hadden de heren een schouderophalen. Maar het allerergste was, dat er onder de mannen, die de Nederlandse kleuren in de Tour moesten hooghouden gestolen werd als onder de klassieke raven. Toen Sjefke Janssen met Piet Gommans in Rouen het gezelschap verliet, de coureur uit Elsloo zonder ’n cent in zijn zak, had hij alleen maar zijn fiets. Zijn reservemateriaal was nergens te vinden. Dit alles bleek later pas. In de eerste etappe, toen de beide V’s , Vos en Voorting op Woutje Wagtmans langer moesten wachten dan was gezegd en bleek dat deze kersverse prof steendood op ‘zijn fiets zat kwam het tot de eerste woordenwisselingen, die het klein beetje geest dat nog in de ploeg bestond de eerste grote barst gaf. De beide V’s spraken Woutje in een taal toe, die wel een doorgewinterde coureur kan pruimen, maar niet een manneke, dat pas uit de wielerluiers is gewikkeld. Dit alles raakte Piet Gommans niet, maar toen hij de ene grote mond na de ander van De Hoog kreeg en de Amsterdammer hem herhaaldelijk van laksheid en gemis aan interesse beschuldigde begon dit Piet Gommers gevoel van plichtsbesef en sportiviteit te vreten. In Luik wilde Gommans zijn boeltje al bij elkaar pakken om naar op huis te gaan. Piet van Ierlandt wist hem op zijn besluit terug te brengen, maar toen het gekanker van het stel maar door bleef duren, kreeg Piet Gommans er genoeg van. In Rouen zette Piet Gommans een punt achter de geschiedenis, nadat hij in Rijsel reeds heilig van plan was geweest zijn functie van mecanicien neer te leggen. Naar de mening van Piet moest het met de Nederlandse ploeg, in de Tour de France wel mislopen want de renners hadden totaal geen respect voor de leiding.
Maar Piet Gommans koos het vak, dat zijn hart had en bleef de wielersport trouw. Met Kees Pellenaars als ploegleider maakte hij het vervolgens allemaal mee op de eerste rang: de Tour-successen van de Nederlanders. Wim van Est als eerste Nederlander in de gele trui en vervolgens bij de afdaling van de Col d’Aubisque in het ravijn. Of Jan Nolten, die zich manifesteerde als een klimmer van wereldformaat en duelleerde met Coppi, Bartali, Geminiani en andere toppers. Nolten was een groot renner, maar te wisselvallig om uiteindelijk de grote slag, een ereplaats of nóg meer, in de Ronde van Frankrijk binnen te halen.” Wout Wagtmans is er dichter bij geweest, zowel in 1953 als 1956, maar ook hij redde het niet. Het is alsof Piet Gommans weer met het witte eskadron over Alpen en Pyreneeën trekt als hij terugdenkt aan de euforie van toen.
Praten met Piet Gommans was praten over de wielersport. Vele uren lang. Geen wonder. Bijna een halve eeuw heeft hij het wel en wee in deze sport meegemaakt. “De tijden zijn veranderd, maar één ding is gebleven. Je moet hard op de pedalen kunnen trappen. Anders tel je niet mee.” Piet Gommans is op 84 jarige leeftijd overleden te Brunssum op 27 November 1998
Bronnen:
Archief Gerard Gommans (Gerard zou je me willen bellen 0638193467 gr Peter)
Nieuwe Venlosche courant 09 jun 1936
Limburgsch dagblad 11 aug 1950
Limburgsch dagblad 18 jun 1955
Limburgsch dagblad 07 aug 1958
Limburgsch dagblad 17 jan 1973 Wiel Verheesen
Limburgsch dagblad 04 maart 1989- Wiel Verheesen