2008-01-07 John Braspennincx, koning der smokkelaars
John Braspennincx, Koning der kermiskoersen, Koning der smokkelaars
Tussen 1936 en 1940 werd John Braspennincx (drie keer nationaal kampioen, deelnemer aan de Tour de France en bij de Profs winnaar van in totaal 129 koersen) met een keten van overwinningen een bijzonder gevierd wielrenner, die mede bijdroeg tot een nog steeds unieke prestatie: op dezelfde dag dat hij Nederlands Kampioen werd bij de profs (Lees hier het verslag van het NK 1937 te Valkenburg), behaalde zijn vader de veteranentitel en werd zijn broer Jan kampioen bij de onafhankelijken. Braspennincx: „Voor mij persoonlijk is dat het hoogtepunt geweest”.
De wielerresultaten maakten van Braspennincx een geslaagd sportman op wiens erelijst echter een opvallend gemis is te constateren: klinkende uitslagen in buitenlandse rondes en wereldkampioenschappen. “Het was alsof de duvel ermee speelde. Ik kreeg in die koersen altijd pech”. Dieptepunt in die poel van tegenslag werd voor hem het wereldkampioenschap van 1938 in Valkenburg. Braspennincx: „Ik reed in die tijd zo verschrikkelijk hard, dat ik voor iedereen de uitgesproken favoriet was. Fausto Coppi heeft toen in interviews gezegd: de enige die het kan worden is “Bras”. Maar op het beslissende moment, toen ik eigenlijk al in gewonnen positie lag, brak mijn crank. Ik kreeg een andere fiets, maar daar sloeg de pion van door. M’n kansen waren weg. Ik stapte af. Dat kostte me ten minste veertien mille, want dat bedrag zou ik van m’n sponsor krijgen als ik won. Veertienduizend gulden… in een tijd dat we van negentien gulden per week leefden”.
In 1942 startte hij bijna onvoorbereid in het nationaal kampioenschap op de Cauberg. Braspennincx: „Door dat smokkelgedoe had ik amper kunnen trainen, maar iemand wilde met me wedden en ik ging erop in”. Het resultaat was opzienbarend. Braspennincx: „Ik kwam op kop te zitten met Kees Bakker, die in de afdaling bij de Grendelpoort onderuit ging en mij meesleurde. Ik zwiepte regelrecht de etalage van de juwelierszaak Fevrier in en lag daar uitgestrekt tussen de gouden horloges. Ik kwam er bloedend en vol splinters uit. Ik kreeg de fiets van een gedubbelde renner en ik ben zó verschrikkelijk hard gaan rijden, dat ik met een minuut voorsprong kampioen van Nederland werd”. Ofschoon John Braspennincx een schitterende erelijst opbouwde, schrijft hij het aan het oorlogsgebeuren toe dat er uit zijn wielercarrière niet werd gehaald wat er naar zijn mening inzat. „Door de oorlog ben ik ook intensief met smokkelen begonnen”.
Daarvóór concentreerde ik me meer op het wielrennen, maar in 1940 liep het aantal wedstrijden zo sterk terug, dat ik er wat anders bij moest doen”. Ja, en sinds een Bredase pastoor hem ooit bij een oprechte biecht verzekerde dat smokkelen geen zonde hoefde te zijn, had hij afgerekend met de onzekerheid in zijn geweten.
Hij vulde zijn leven met de successen van een groot sportman, zoals hij er een was: een kasseienbeul van een wielrenner, die het vuur uit zijn pedalen kon trappen. De Belgen, een gezaghebbend volkje in het cyclisme, gaven hem de eretitel: „Koning van de kermiskoersen”. Zowat gelijktijdig in de jaren veertig veroverde hij er nog een: ‘Koning van de smokkelaars”.
John Braspennincx, “Den Bras”, die door zijn ingeboren lef en feeling voor organisatie uitgroeide tot de roemruchtigste smokkelaar van het Brabantse gebied. Toen de Justitie hem uiteindelijk te pakken kreeg als de leider van een unieke en ongeëvenaarde smokkelgang met maar liefst 50 man vast „personeel”, maakte hij een gebaar van goede wil, dat op onthutsende wijze inzage gaf in wat hij verdiende. John schonk de staat vijftien huizen en wees de plek aan waar hij zijn geld had verborgen: ingemetseld in de kelder van zijn huis, waar de ambtenaren met schop en kruiwagen de buit wegdroegen : tweehonderdduizend gulden in zilveren munt! „Dat was natuurlijk niet alles wat ik had maar maakte ik ze dat wel wijs”. Den Bras kreeg bij elkaar opgeteld in totaal 29 maanden gevangenisstraf, uitgezeten in vijf periodes: negen, acht, zes, vier en twee maanden.
Wat in oktober 1947 tijdens het twee dagen durende proces tegen de wielerheld de justitie vooral bezig hield, was het zo onwaarschijnlijk lijkende feit dat „Den Bras” alleen-verantwoordelijke was voor die spectaculaire daden met de alom bekende kraaienpoten op vluchtroutes, met rigoureuze barricades met de in de smokkelarij baanbrekende uitvinding van de Pantserwagen als vervoerswapen. Kon één man dat wel alleen?
“Ja”, zegt John Braspennincx nu nog steeds, „maar als ik eraan terugdenk vraag ik me óók af hoe dat in ‘s hemelsnaam allemaal gekund heeft. Soms begrijp ik het zelf niet maar in die tijd ging alles vanzelf. Ik was zo brutaal als de beul. Smokkelen is iets wat er bij je inzit of niet. Bij mij zat ’t erin. Ik kende de West Brabantse bossen als m’n broekzak, knalde in het stikdonker zonder licht met 90 kilometer per uur over de binnen weggetjes en ik had veel vrienden en onder belangrijke mensen, zoals grenspersoneel en ambtenaren. Die gooide ik plat met geld. Ik smeet er in die tijd mee. Er waren weken dat ik zestigduizend gulden aan lonen betaalde”.
“Het smokkelen was gewoon een bedrijf geworden. Ik had thuis bijvoorbeeld een planbord met de vakantiedagen van m’n knechten. Voor mijn Personeel was ik goed. Ik betaalde correct en dat kon je tijd niet van iedere smokkelaar zeggen. Met geld heb ik een hoop bereikt, vooral bij de ambtenaren”. “De eerste die ik omkocht, betaalde zichzelf terug. Hij gaf me, dat was kort de oorlog, militaire papieren, een officiersuniform, een workticket en een plaat ‘Departement van Oorlog’ op m’n auto. Vooral met dat D.V.O-bordje had ik m’n investering rap terug, want ik kon overal gratis tanken. Mét met smokkelspul in m’n wagen. We reden toen veel tabak, daar was aardig aan te verdienen. Er ging steeds voor drie ton handel in, dat betekende dat ik er bij elke vracht zon anderhalve ton aan overhield. Ik haalde die tabak in België, vrachtbrief en lading klopten via het workticket, en de rest deden m’n contactmannen aan de grens. Ik seinde ze precies wanneer er ladingen kwamen en dat liep lang goed”. „Tips, daar draaide het om. Op die manier heb ik eens een trein, waarin een paar knechten van mij zaten die door de Duitsers gepakt waren, onderschept. Een gevangenbewaarder vertelde me alle details van het transport, ik maakte een enorm plan, ik versierde een Duits uniform, een auto met Duitse nummerplaten en op een onbewaakte overweg bij Amersfoort heb ik die trein opgehouden met een rode vlag. Een van m’n knechten wist te ontsnappen. De ander had het niet door, die was vrij stom, en bang”.
„We zijn samen eens zó beschoten, toen we op de fiets boter smokkelden, dat ‘ie van schrik vergat te trappen en alleen maar gilde. John, riep ‘ie, ze schieten ons dood. Houd m’n trui vast, zei ik, en rijen zo hard als ge kunt. De kogels floten rond onze koppen, de spaken zowat uit de wielen. Maar we kwamen veilig over. Ik was niet bang te krijgen. Ze hebben zeker twee- of driehonderd keer op me geschoten, maar ik ben er nooit van onder de indruk geraakt. Als ik op de fiets zat kon ik alles. Ik had met het wielrennen zon verschrikkelijke demarrage, dat als ik op m n pedalen ging staan, de douane geklopt was”. „Zo ben ik eens weg gespurt terwijl ze op me schoten, langs de kant van de weg in de bosje gedoken, van de overkant een dunne berkenboom naar me toe gehaald en toen de commiezen op mijn hoogte waren, liet ik de stam los. Zo vlogen als raketten in ’t rond, die commiezen. Daar zat ik niet mee. Ik zat nergens mee. Zoals het uitkwam, pakte ik het aan”. „Ik ben eens bezig geweest met elastiek-smokkel op Frankrijk. Niet te geloven. Ik legde contacten via twee Amerikaanse militairen die een route hadden op Parijs die ik per rit vijf mille per man betaalde als ze een vracht meenamen. Er ging steeds twee ton mee naar een plaats in Parijs, waar ik ze opwachtte om die handel door te spelen naar Chinezen. Wat die er mee deden is me nog een raadsel, maar ze waren er zo gek op, dat ik miljoenen meters de grens over liet rijden. Het werd zo’n omvangrijke affaire, dat ik er een Engelse sergeant voor moest omkopen om me aan papieren te helpen die het risico verkleinden. Die man vroeg er tien mille per rit voor, die ik hem graag betaalde. Kun je nagaan hoe mijn verdiensten lagen”.
Zijn reputatie als „koning” verwierf John Braspennincx zich als smokkelaar met pantserwagens. Daar had de in smokkeluitrustingen toch inventieve grensstreek nog nooit van gehoord. Braspennincx: „Ik knalde er dwars de grens mee over. De slagbomen braken als lucifers. Drie had ik er gekocht, in de dump. Ze ploegden overal doorheen en dat ze veel lawaai maakten, deed me weinig, want als de gealarmeerde douane in actie kwam, kon ik ze hebben. Ze schoten voor niks. Met spijkers en kraaienpoten op de weg was ik ze zo kwijt. Ik reed tonnen tabak, boter en textiel de grens over”.
„Maar het is uit de hand gelopen toen veel andere smokkelaars ook pantsers namen. Het werd een troep en de douane gaf me overal de schuld van. Alleen: er viel niks te bewijzen. Maar het werd me te link, ik vroeg de anderen ermee op te houden en ze deden het allemaal op één na. Ik zei tegen ‘m: dan pak ik dat ding wel af. Eerst kocht ik z’n belangrijkste chauffeur om, toen twee Bredase politieagenten, die voor me moesten patrouilleren en de rest ging vanzelf: we zetten een val op, ze sloegen op de vlucht en ik reed zelf die pantser naar België, waar ik ‘m verkocht”. Zijn activiteiten met de pantserwagen-smokkel werden verraden, waarna John Braspennincx in de cel terecht kwam en veroordeeld omdat er gebeurde wat hij nooit voor mogelijk had gehouden: zijn knechten sloegen door. Braspennincx: „Dat is de grootste teleurstelling uit mijn smokkeltijd geweest ik had als held voor de balie willen staan, maar op die manier mislukte dat”.
Toen John Braspennincx zijn straf had uitgezeten zocht hij nieuwe glorie in de wielrennerij, die hem al een grote naam had opgeleverd. Net als in de smokkelarij door verbluffende resultaten. Waartoe John Braspennincx als coureur nog in staat was, bleek in de voor hem zo grillige naoorlogse jaren, toen de smokkeldrukte het won van zijn wieleractiviteiten. Na gestopt te zijn met de pantserwagens ging hij, 98 kilo zwaar en ongetraind, de weddenschap aan om binnen drie weken twee wedstrijden te winnen. Het werden drie zeges in twee weken en een halve maand later zat hij in de gevangenis. Weer op vrije voeten (na acht maanden) hervatte hij de training en klopte zes weken later Gerrit Schulte in het omnium van Feyenoord. En wéér belandde hij niet veel later achter tralies en muren, nu wegens een aandeel in een goud-smokkel. Vanwege zijn aanraking met de justitie werd hem later een licentie geweigerd door de wielerbond en toen die uiteindelijk toch afkwam, woog Braspennincx 104 kilo hetgeen hem niet verhinderde via straffe training datzelfde seizoen nog zeven overwinningen te behalen. In 1952 maakte hij, na een overwinning in een dernywedstrijd in Dortmund, een einde aan zijn carrière. „veel te vroeg” zei hij.
John Braspennincx overleed op 7 januari 2008 op 93 jarige leeftijd. Ondanks alle succes in sport en smokkelzaken was zijn materiële welstand, zoals hij zei, niet indrukwekkend. Hij woonde in een onopvallend rijtjeshuis in de grensplaats Zundert: „Ik kom niks te kort”, lichtte hij destijds toe „Ik ben ook niet schatrijk. Ik vraag me wel eens af waar al m’n geld gebleven is. Ik weet het niet. Als ik het zo eens bekijk, ben ik met smokkelen financieel eigenlijk niet zoveel opgeschoten. Maar dat kan me weinig schelen. Ik heb het goed zo. Ik ben tevreden. Als ik het allemaal over kon doen, deed ik het niet anders”.
Bronnen:
Limburgs Dagblad 24-12-1976 (Peter Heerkens)
https://nl.wikipedia.org/wiki/John_Braspennincx
https://sportgeschiedenis.nl/wielrennen/john-braspennincx-koning-der-smokkelaars-en-kermiskoersen
John Braspennincx was geen drie, maar twee keer kampioen van Nederland. Dat was in 1937 en in 1942. Waarschijnlijk heeft de schrijver van dit artikel de kampioen van 1930 meegerekend, dat was ook een Braspennincx. Adriaan (of Jaan) een oom van John.
Bij de beroepsrenners inderdaad Fred, maar zie de trui op de foto, onafhankelijken 1936…. Hoogerheide, algem. en amateur kampioen Piet Gommans, bij de profs Kees Pellenaars en Bras bij de onafhankelijken… gr Peter